Anisotropie

In een eerder artikel hebben we beschreven hoeveel er komt kijken bij het proefspuiten van een product. Echter, sommige zaken moeten vooraf al goed onder de loep genomen worden. Een van deze punten is de krimp.

Met betrekking tot krimp zijn er twee verschillende karakteristieken, bepaald door de aanspuiting. Wanneer een symmetrisch product in het hart wordt aangespoten krijg je een isotropische krimp, wat betekent dat het product in alle richtingen met eenzelfde percentage verkleint tijdens/na het spuitgieten. Wanneer een product niet in het hart wordt aangespoten, of niet symmetrisch is, krijg je een anisotropische krimp. In deze situatie krimpt het product elke richting met een ander percentage. Zo kan het dus voor komen dat een product na het spuitgieten in de breedte precies op maat is, maar in de lengte te groot en in de hoogte te klein.

Dit komt door de molecuulketens van het kunststof. Wanneer er een centraal aanspuitpunt gekozen wordt, hebben de moleculen in elke richting de ruimte om zich vrij te vullen in de productholte. Hierdoor krijg je een soort spinnenweb aan molecuulketens, wat het product sterk maakt, maar bovendien de genoemde isotropische krimp oplevert. Wanneer de molecuulketens echter een bepaalde richting op worden gedwongen (door bijvoorbeeld dicht tegen een productrand aan te spuiten) gaan de molecuulketens gedeeltelijk parallel aan elkaar liggen. Hierdoor zijn ze sneller geneigd in het verlengde van de ketens te krimpen.

Vooral bij lenzen is dit een essentieel punt, aangezien ieder krimpverschil gelijk een verstoring van het licht oplevert. Bovendien bestaan de lenzen zelf uit grote wanddikteverschillen, wat een onberekenbare krimp veroorzaakt. We kunnen dan ook niet precies voorspellen hoe een lens uit de matrijs zal komen, maar door middel van een proefmatrijs kunnen we het wel benaderen. De productholte geven we geen krimp mee en we spuiten het product op dezelfde plek aan als in de daadwerkelijke matrijs. Het product wat uit die productholte komt is kleiner dan het gewenste product, maar aan elke zijde met een andere afwijking. Die afwijking meten we ten opzichte van de hartlijn (of nulpunten) van het product, waarna we de krimp terug rekenen.